Er wordt veel gesproken in de media over het al dan niet hebben van perspectief. Perspectief, zo is de consensus, dat hebben mensen nodig, zeker in tijden van corona. Anders worden ze ongelukkig, lamlendig, boos, tegendraads, agressief, moedeloos en nog een heleboel andere negatieve dingen. De overheid heeft een grote verantwoordelijkheid – zo zegt men – als het gaat om het bieden van dat perspectief. Dat is slechts deels waar. Daarom een stukje (over) perspectief.
Perspectief en de overheid
Tot op zekere hoogte is het waar, dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft naar haar burgers als het gaat om het bieden van perspectief. Voornamelijk door het creëren van randvoorwaarden zoals goed onderwijs, toegankelijke gezondheidszorg, sociale voorzieningen, veilige huisvesting en persoonlijke keuzevrijheid. Als een mens die randvoorwaarden krijgt aangereikt, kan het – met behulp van leerkrachten, therapeuten, kunstenaars, filosofen, muzikanten, schrijvers, journalisten en columnisten – tot op zekere hoogte bouwen aan een leven vol perspectief. Die hoogte wordt uiteraard beïnvloed door opvoeding, (traumatische) gebeurtenissen, verlies, karakter, persoonlijkheid en tal van andere zaken. In deze crisis moet de overheid voornamelijk perspectief bieden in de vorm van kwalitatief onderzoek, correcte informatieverschaffing, goede zorg, voldoende middelen en veiligheid. De overheid heeft er verder vooral baat bij als de burger perspectief heeft: blije burgers halen minder ellendige fratsen uit. Dat er een ernstig gebrek aan perspectief heerst, dat maken de overvolle stranden en parken tijdens Hemelvaart wel duidelijk. De Hollandse burger mist echter geen persoonlijk perspectief: er wordt volop vanuit het individu gedacht. Men mist een gemeenschappelijk, boven het zelf en boven het hier & nu uitstijgend perspectief. Aangezien daar in de media mijns inziens te weinig aandacht voor is, wil ik graag twee verhalen vertellen.
Bij de schommels
Vorige week stond ik in de speeltuin bij ons om de hoek. Het was er stil, daarom hadden we dit speeltuintje uitgekozen. Speeltuin hoppen is een specialiteit geworden de afgelopen maanden en we weten precies welk speeltuintje op welk tijdstip rustig is. Op twee en een halve meter van mij stond een moeder tegen de schommel van haar dochtertje te duwen, zoals ik tegen de schommel van mijn jongste dochter stond te duwen. Ik kende deze moeder een beetje dus vroeg hoe het met haar ging. Ze zei dat het goed ging. Ik vroeg hoe het nu in het ziekenhuis is, waar zij en haar man werken als arts. Ik vroeg of het klopte, dat het al wat rustiger wordt.
Ja, qua coronapatienten wel. Maar de gewone patiënten beginnen ook weer te komen. Dus eigenlijk heft dat elkaar op. Het is erg druk. Ze draait al twee maanden 6 a 7 lange diensten per week. Soms overdag, soms ‘s avonds en ‘s nachts. Voor haar man is het hetzelfde. Ik zei “kind, je zult wel ontzettend moe zijn”. “Ja” zei ze. “Het is zwaar. En hoe vermoeider je raakt, hoe dunner je filter wordt. Alles komt harder binnen: de ellende, het verdriet van familieleden van patiënten, de verliezen.” Ik durfde bijna niet te vragen naar haar perspectief, maar deed het toch: “Hebben jullie zicht op vrije dagen?”.
Een weekje vrij in mei was niet doorgegaan, want alle hens aan dek als je in de zorg werkt. In juli hebben ze ook twee weken staan. “Misschien” zei de moeder, “als de tweede golf niet te erg is, kunnen we een week vakantie krijgen. Het ligt eraan…”
Het ligt eraan. Ze maakte haar zin niet af. Maar we wisten allebei wat ze bedoelde. Als mensen zich aan de regels kunnen houden. Als ze een klein stapje kunnen maken, naar links of rechts, hun eigen perspectief loslatend en de situatie vanuit een ander perspectief kunnen zien. Als ze niet zo gepreoccupeerd zijn met hun eigen zomer, hun eigen gemiste zon uren, hun eigen vakantieplannen. Dan kunnen de artsen en verpleegkundigen die zich de afgelopen maanden drie slagen in de rondte hebben gewerkt deze zomer even een weekje vrij hebben. Ik gun het deze moeder zo. Ik wil mijn hand op haar schouder leggen, als teken van steun, maar dat kan niet. Ik bied dus maar aan om een maaltijd te maken en op haar dochter te passen. Een druppeltje in haar overvolle week, maar hopelijk is het iets. En het is niet alleen omdat ik in dat moment empathie voel voor haar. Ze is een hele sterke vrouw, anders zou ze niet kunnen doen wat ze doet.
Ik denk vooral ook aan de mensen die tijdens die tweede golf behandeld moeten worden, door oververmoeide artsen en verpleegkundigen. Zorgpersoneel dat onder normale omstandigheden al bijna bovenmenselijke prestaties moet leveren en in tijden van crisis helemaal tot het uiterste moeten gaan. Dit zijn de mensen die onze levens moeten redden. Misschien wel het leven van iemand van wie ik houd. Misschien wel mijn leven. Haar perspectief wordt ineens ook mijn perspectief.
Bij de zandbak
Afgelopen week zat ik bij een ander speeltuintje, naast een zandbak waar een kat in had gepoept. Alela mocht er dus niet in van mij. Ze scharrelde wat langs de rand en keek naar haar grote zus die kunstjes deed op haar rolschaatsen. “Kijk mij eens!” en wij keken. Ze heeft leren rolschaatsen tijdens de quarantaine en ik ben trots op haar. Ze heeft ook leren vlechten, springtouwen, weven, haken, brood bakken, wasmiddel maken, fietsen op de grote straat, torens met wel twintig dieren bouwen, bloemen maken met crêpe papier, paasmandjes vouwen, rekensommen maken, letters schrijven, vormtekenen en nog een kleine driehonderd andere dingen. We hebben de tijd goed besteed zeg maar. Dat is een voorrecht. We zijn bevoorrecht.
Ik ben bevoorrecht, omdat ik vanuit huis kan werken, ‘s avonds in mijn pyjama in bed. Omdat ik een partner heb met een baan in de zorg, waardoor we geen acute geldzorgen kregen door de coronacrisis. Omdat we een dak boven ons hoofd hebben. Omdat we eten kunnen kopen – wat minder plastic vrij dan we gewend zijn, maar er is iedere dag eten. En omdat ik, iedere dag dat mijn kinderen gezond wakker worden, perspectief voel.
Mijn dochters zijn bevoorrecht, omdat ze een moeder hebben die goed in haar vel zit, regelmatig moe en soms kribbig is, maar verder iedere dag activiteiten kan aanbieden, rolschaatsen kan kopen, koekjes met ze bakt en liedjes met ze zingt. Ze hoeven zich nooit zorgen te maken of er wel genoeg te eten is. Ze kunnen naar buiten, ze kunnen zich binnen heerlijk vermaken, ze hebben twee ouders die van ze houden en voor ze kunnen zorgen. Privileged.
Niet bevoorrecht: de moeder die ik spreek aan de rand van de kattenpoepzandbak. Ze vertelt mij dat ze met haar drie kinderen naar een blijf-van-mijn-lijf- huis moest vorige week, omdat haar man agressief was. Meestal ging het wel goed, maar door de crisis was er iets in hem geknapt. Toen ik haar sprak was hij inmiddels door de politie meegenomen, dus zij en de kinderen konden weer naar huis. Hun school helpt, door de kinderen vijf dagen op te vangen. Maar haar familie woont in Curacao en ze heeft moeite met Nederlands leren, dus het is een eenzame strijd. Ik wil haar een knuffel geven. Maar dat kan niet.
Hier is je perspectief
Er zijn zo ontzettend veel perspectieven in deze crisis. Dit zijn er slechts twee, uit twee stadsspeeltuinen. Er zijn radeloze, moedeloze, droevige, angstaanjagende, verschrikkelijke, pijnlijke, hartverscheurende perspectieven – niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Niet op vakantie kunnen deze zomer, niet naar een concert kunnen gaan, geen voetbalwedstrijden kunnen kijken, niet het strand kunnen bezoeken, niet effe lekker kunnen shoppen, geen terrasjes kunnen pakken, niet uit eten kunnen gaan – het valt allemaal niet in de categorie “hartverscheurende perspectieven”. Dat valt in de categorie “first world problems“. Een crisis vraagt van mensen om terug te gaan naar de basis (gezin, gezondheid, veiligheid, huisvesting, voedsel) en van daaruit te leven met een grondhouding – nee een grondtoon – van dankbaarheid. En als dat even lastig is – want natuurlijk mag dat ook, dingen zwaar, verdrietig of moeilijk vinden als je het eigenlijk best goed hebt – denk dan aan de arts die na 360 lange diensten en misschien nog evenveel te gaan tegen de schommel van haar kind staat te duwen. Denk ook zeker aan de moeders die al weken in huis zitten met hun agressieve partners en voor wie het van levensbelang is dat we ons goed aan de regels blijven houden. En dan heb je weer een stukje perspectief.
Dankbaarheid kun je oefenen
Als je vanuit dankbaarheid kunt leven, leef je bijna altijd met perspectief. Dan is je gemoed niet afhankelijk van de persconferentie van dinsdagavond en je geluk niet afhankelijk van de volgende reis met het vliegtuig. Dankbaarheid kun je oefenen. Heel simpel, door iedere dag tien dingen op te schrijven waar je dankbaar voor bent. Echt doen, want anders zal er weinig veranderen aan je (gevoel van) perspectief. Hier zijn mijn tien dingen van gisteren:
- Toen ik wakker werd, kroop Alela tegen me aan.
- De waterige oogjes die Isaya gisteren had, kwamen door de pollen in de lucht, niet omdat ze iets onder de leden heeft.
- Mijn vrouw ging naar werk; wat ben ik dankbaar dat ze werk heeft, ook al betekent het weekenden en avonden zonder mijn partner.
- Ik werd blij van mijn huis, van de spullen, de inrichting, de rust en de veiligheid.
- We konden vier uur lang heerlijk spelen, wandelen en genieten van een natuurspeeltuin
- Alela sliep aan het einde van de ochtend een uur lang dicht tegen me aan in de draagzak, terwijl Isaya verder speelde.
- Na afloop konden we een boterham eten bij mijn moeder in de tuin.
- Het is lente: overal groeien bloemen, de bomen zijn groen, de lucht is blauw, het weer is zacht en zonnig.
- Ik kon ook vandaag weer al die schoonheid in de natuur zien én voelen: het vervulde me met geluk.
- Ik kon ‘s avonds werken, lekker in bed, omringd door mijn vrouwen.
Voor welke dingen ben jij dankbaar vandaag?
Sommige details in de verhalen van de twee moeders zijn aangepast om hun privacy te beschermen.
One thought on “Een stukje (over) perspectief in tijden van corona”