Ik wil deze blog al heel lang schrijven. Maar soms moet een onderwerp wat langer sudderen voor het vorm krijgt. Vandaag wil ik met jullie delen hoe wij – als twee-moeder-gezin – de harten en hoofden van onze kinderen open zetten voor alle mensen uit de LGBTQ+ gemeenschap. Welke dingen we zeggen, doen en vóórleven, zodat onze dochters openminded opgroeien. Met respect voor lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender, transseksuele, non binaire, queer, panseksuele, interseksuele en questioning mensen die gelijkwaardige relaties hebben met anderen, zodat mijn dochters liefdevolle bondgenoten kunnen worden en/of hun eigen plek kunnen vinden op de prachtige regenboog.
Twee mamas uit de LGBTQ+ gemeenschap
Er zijn meerdere redenen waarom ik het belangrijk vind om onze dochters op te voeden met begrip, respect en compassie voor de LGBTQ+ gemeenschap. Een van die redenen is natuurlijk omdat wij zelf een roze gezin zijn: onze dochters hebben twee mamas. Het normaliseren van roze ouderschap begint thuis en hoe relaxter wij erover zijn, hoe relaxter zij erop kunnen reageren in de buitenwereld, als ze te maken krijgen met vragen of misschien zelfs opmerkingen.
Een tweede reden is omdat ik nu nog niet kan weten waar mijn eigen kroost landt op de regenboogvlag. Mochten ze ooit gaan worstelen met hun eigen geaardheid of seksualiteit wil ik dat de verschillende opties en mogelijkheden al genormaliseerd en besproken zijn en dat ze weten dat er altijd een lijntje open staat naar ons.
Een hele belangrijke andere reden is omdat ik hoop dat mijn dochters leren om mensen te waarderen op basis van wat ze doen, hoe ze anderen behandelen en wie ze zijn diep van binnen, in plaats van met wie ze getrouwd zijn of een (gelijkwaardige) relatie hebben of in welk lichaam ze zijn geboren. Dit reikt verder dan de LGBTQ+ gemeenschap natuurlijk. We leren onze dochters om mensen open en respectvol te benaderen los van hoe ze eruit zien, waar ze vandaan komen of waar ze in geloven. Discriminatie (of het nu op basis van sekse, seksualiteit, achtergrond, geloof, fysieke, psychische of mentale beperkingen gaat) en racisme (rassenhaat) worden in ons huishouden niet getolereerd. Dat wil zeggen, mochten we het ooit bij ze tegenkomen maken we het direct bespreekbaar, dagen we de gedachten in de veilige omgeving uit en leggen we alternatieven voor.
Hoe pakken we het aan
Het zit in de kleine dingen, in de alledaagse dingen. Ik zal een paar voorbeelden noemen, die je kunt vertalen naar jullie thuissituatie:
- Als onze kleuter zegt “alleen meisjes dragen rokjes” of “dragen alleen meisjes make-up?” dan zeg ik bijvoorbeeld: “veel meisjes vinden rokjes leuk, maar ook jongens en mannen dragen rokken en jurken en vinden het fijn om make-up te dragen. Iedereen mag dragen wat ‘ie mooi vindt: hakken, jurken, rokken, broeken, make-up. Als je groot bent mag je dat helemaal zelf bepalen.”
Als je kind het “gek” vindt of zich tegen de gedachte verzet, kun je foto’s laten zien van mannen in een kilt of djellaba of kaftan. Afbeeldingen van Jezus zijn ook altijd een mooi voorbeeld. En laat ook zeker de prachtige foto’s van Gay Pride’s van over de hele wereld zien. Van daaruit kun je gedachten en ideeën verder uitdagen. - Als onze kleuter vraagt “is dat een jongetje of een meisje?” en het is niet duidelijk of het is een jongetje in een glitter rokje dan zeg ik bijvoorbeeld: “ik denk een meisje, maar misschien een jongetje of misschien geen van beide. Misschien is het gewoon een mens.” Dan laat ik dat even bezinken bij haar, als optie en realiteit: dat niet iedereen zich man of vrouw voelt. Daarna noem ik er meestal nog even achteraan: “of misschien weet dit kindje (of deze persoon) het nog niet wat ze later willen zijn of worden”. Met die opmerking kan mijn kleuter zich altijd mee identificeren.
Door jezelf in te lezen in de correcte aanspreekvormen voor non binaire mensen kun je op correcte wijze en zonder rood hoofd antwoord geven op vragen die je luide kleuter midden op straat roept. Non binaire personen worden vaak aangesproken met die (in plaats van hij/zij), hen (in plaats van hem/haar) en hun (in plaats van zijn/haar). Maar dat is geen vaste regel: je kent die persoon en zijn/haar/hun wensen niet. Dus als jullie in contact treden met elkaar is de meest logische oplossing om het respectvol te vragen: “hoe wil je worden aangesproken?” En wees niet ondersteboven van verbazing of irritatie als die wenselijke aanspreekvorm verandert: iemand kan zoekende zijn. - Ons buurmeisje vertelde dat ze later papa wil worden. Mijn dochter zei lachend “dat kan toch niet!“. Dan zeg ik gelijk en heel duidelijk “natuurlijk kan dat wel! Je kan worden wat je wilt.” Ik “out” mensen in onze omgeving die in transitie zijn (geweest) nooit zomaar naar mijn kind toe. Als iemand als vrouw leeft, los van waar die persoon is in haar transitie, is het een vrouw. Punt. Als de aandacht of situatie er naar is (dus niet als er een kindje op bezoek is, want dat is aan de ouders van dat kind), praat ik wel met mijn kleuter over de mogelijkheden:
“Sommige mensen zijn geboren met een jongenslichaam met een piemeltje maar kiezen later voor een meisjeslichaam omdat ze eigenlijk een meisje zijn. En sommige mensen zijn geboren met een meisjeslichaam met een vagina en kiezen later voor een jongenslichaam omdat ze eigenlijk een jongen zijn.”
Dit doe ik zodat als andere kinderen iets zeggen, bijvoorbeeld over een moeder of vader die mijn dochter kent, het concept al lang in haar hoofd is genormaliseerd.
Ik probeer het altijd zo simpel mogelijk te houden met voldoende pauzes tussen de zinnen, maar wel zoveel mogelijk opties te benoemen, zodat ze uit het hele strakke hokjesdenken stapt. Ook probeer ik direct de juiste omschrijvingen te kiezen, hoe omslachtig het ook kan lijken. Dus ik zeg niet: “sommige jongens worden later een meisje”. Ten eerste omdat deze persoon geen jongen was, maar een meisje in een jongenslichaam. Ten tweede omdat “worden later een meisje” klinkt alsof het zomaar “POEF” gebeurt. Je fantasierijke kind kan dan denken “word ik later ook zomaar een jongen?”. Dus ik kies bewust voor de termen jongenslichaam en “kiezen voor”. Kinderen snappen veel meer dan je denkt en die “omslachtigheid” zorgt voor de nuance die veel mensen die in transitie zijn (geweest) moeten missen in contact met anderen. - Als mijn kleuter zegt “de meeste kinderen hebben een mama en een papa en ik heb twee mamas” dan laat ik dat zo bestaan. Dan zeg ik “ja, dat klopt” want dat is de realiteit die ze ziet in haar klas en omgeving. “Veel kinderen hebben een mama en een papa. Sommige kinderen hebben twee mamas (en dan noemen we de kinderen die wij kennen met twee mamas) en sommige kinderen hebben twee papas. Er zijn ook kinderen met alleen een mama of alleen een papa. En kinderen met meerdere mamas en papas.” Ik vraag altijd even of ze het nog gezellig vindt, twee mamas en ik onderzoek even waar de vraag vandaan komt (of het bijvoorbeeld op school onderwerp van gesprek was). En ik kijk van daaruit of er meer vragen of overpeinzingen zijn (tot nu toe meestal niet). Soms praten we verder over onze donor (haar “donut” zoals ze het zelf noemt) en hoe ze ook alweer in en uit mijn buik is gekomen en hoe haar kleine zusje ook alweer in en uit mijn buik is gekomen.
Ik heb er nooit een oordeel over, als een kindje bij ons thuis iets zegt over ons huishouden (“maar dat kan toch niet, twee mamas?” of: “maar waar is de papa dan?”). Het kan heel goed zijn dat de ouders van dat kindje het allang hebben uitgelegd maar dat het ergens tussen twee snotneuzen, een Paw Patrol filmpje en drie keer stampen in een waterplas weer is vergeten hoe het ook alweer zit. Ik leg het altijd gewoon rustig uit aan de kinderen en dan gaat het leven door. Ook op vragen van volwassenen reageer ik meestal met liefde en openheid, hoewel ik vragen als “hoe hebben jullie dat gedaan dan?” soms wel vervelend vind. Want: hoe hebben JULLIE dat gedaan dan? De toon, de manier waarop iemand het vraagt, het respect en de interesse achter de vraag pik je er zo uit. “Vind je het goed als ik je er iets over vraag?” is altijd een beschaafdere keuze als je iemand niet kent, waar ze ook “thuishoren” op het LGBTQ+ spectrum. En wacht het antwoord uiteraard af 😉
Normalisering, respect, bewustzijn en bondgenootschap
Mijn beste tip zou zijn: lees je in over de lgbtq+ gemeenschap. Het is niet aan de persoon die tegenover je staat om jou les te geven over geaardheid, transitie, inseminatie, diversiteit, etc. Veel informatie is te vinden op het internet. Net als met huidskleur dacht ik lang dat “het niet benoemen” van verschillen de beste optie was. Maar ik weet inmiddels beter. Het benoemen en bespreekbaar maken is een belangrijke stap op weg naar normalisering, respect, bewustzijn (bijvoorbeeld van privilege en het ontbreken daarvan) en bondgenootschap. Als je met je kind hebt gepraat over homoseksualiteit en ook hebt uitgelegd dat sommige mensen hier onaardig op reageren, dan weet jouw kind dat het voor zijn beste vriend moet opkomen als iemand het woord ‘homo’ of ‘flikker’ gebruikt als scheldwoord. Ik mag hopen dat, mochten mijn dochters ooit in een situatie komen waarin iemand onaardig doet over het feit dat ze twee moeders hebben, er gelijk een harem vriend(inn)en om ze heen staat om voor ze op te komen.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor racisme. Als je nog nooit met je kind over racisme hebt gepraat, omdat het onderwerp huidskleur ongemakkelijk is, weet je kind (misschien) niet hoe het moet reageren als zijn vriendjes racistisch worden bejegend. Deze onderwerpen vermijden is een stilzwijgende maar uiteindelijk oorverdovende vorm van privilege en werkt discriminatie en racisme in de hand, omdat het het niet actief tegen gaat. Natuurlijk is het niet aan jouw kleuter om racisme te bestrijden op het schoolplein door tegen een pestkop in te gaan. Maar je kind moet wel weten dat het direct naar de juf of meester moet gaan en zijn vriend(in) in bescherming moet nemen. Dat is geen “last” voor het witte kind of het kind met de heteroseksuele ouders, dat is het verdelen van de lasten over de toekomstige volwassenen met en zonder/met minder privilege. Als we onze kinderen zo opvoeden krijgen we ooit een samenleving zonder racisme en discriminatie.
Kinderboeken over de LGBTQ+ gemeenschap
Misschien woon je in een stad en heeft je kind een super divers sociaal leven en klasje. Fijn, dan kun je de praktijk gebruiken om gesprekken aan te gaan over LGBTQ+ zaken. Maar misschien woon je wel in een heerlijk rustig en klein, maar super wit, heteroseksueel dorpje en is het wat lastiger om bepaalde concepten bespreekbaar te maken op basis van wat je kind in het dagelijks leven ziet en meemaakt. In beide gevallen, maar zeker in het laatste geval zijn kinderboeken een hele waardevolle uitkomst. In deze blog vind je een hele reeks prachtige kinderboeken over diversiteit en geaardheid die een mooie opening kunnen zijn om het gesprek aan te gaan.